Ik denk dat meer surfers dit herkennen, de drang om bij een zonnige dag met windkracht 3-4 te kunnen planeren. Om meer lichtweersessie's te kunnen maken heb ik een lichtweerboard aangeschaft, een 90 cm breed board met een volume van 149 liter. Maar ook
in trimtechniek en surftechniek kan ik nog wel wat bijschaven, om zo vroeg mogelijk te kunnen planeren. Zoals gezegd, ik ben een goed bedoelende amateur. In deze blog heb ik een aantal zaken op een rijtje gezet waar op gelet dient te worden indien je als één van de eerste wilt planeren.
Hier surf ik (links) op mijn 77 cm brede freeracer met een 8,5 m2 Severne Overdrive bij een lage windkracht 4.
Mastvoetpositie
Door de
mastvoet naar voren te plaatsen wordt de druk meer naar voren overgedragen, wat
de achterkant ontlast. Minder weerstand zorgt voor eerder planeren.
Tip: Zet voor een normale sessie de mastvoet
in het midden. Indien aanplaneren moeilijk gaat, plaats de mastvoet dan in
stappen van twee centimeter naar voren.
Vinnen
Voor het
aanplaneren is er ‘lift’ vereist. Een vin met een groter oppervlak creëert meer
lift en zorgt er voor dat de planeerdrempel makkelijker overwonnen wordt. Dit
kan met een langere vin, maar ook de dikte van de vin is van belang. Een dikker
profiel zorgt ook voor meer lift. Bij meer wind zal een vin met een dikker
profiel wel langzamer zijn dan een vin met dunner profiel. Ook een slappere vin
heeft een positief effect op de lift en het eerder aanplaneren. Of de vin nu
voor freeride, freerace of slalom is maakt in de aanplanneerfase niet uit. Dit
is pas van belang in de planneerfase.
Tip: De ideale vin voor het zo snel mogelijk
planeren is verhoudingsgewijs groot in lengte en profiel en is mogelijk wat
slapper.
Verschillende merken/type vinnen en hun stijfheid
Neerhaalspanning (loose leech)
Door de
neerhaalspanning ontstaat in het achterlijk van het zeil ‘loose leech’, het
klapperen van het zeil. Dit is belangrijk voor de prestaties en hanteerbaarheid
van het zeil. Bij veel wind kan het achterlijk openen om zo een teveel aan druk
(bij een vlaag) te lozen. Om vroeg te planeren moet de neerhaalspanning dus zo
worden afgesteld dat er minder loose leech aanwezig is om dat anders een deel
van de druk in het zeil verloren gaat. Bij meer neerhaalspanning wordt ook de
aanstroomhoek van de wind op het zeil vlakker (bij de mast) wat negatief werkt
voor het aanplaneren. Door meer neerhaalspanning wordt het zeil ook stugger,
wat het aanpompen bemoeilijkt.
Ook bij
weinig wind heeft een modern (free)racezeil loose leech nodig om te kunnen
functioneren, de kunst is echter om het zo effectief mogelijk af te stellen.
Sommige zeilmakers hebben hiervoor merktekens in het zeil aangebracht in het tweede
of derde paneel van boven.
High wind Low wind
Globaal kan
gezegd worden dat bij weinig wind de loose leech in een (free)racezeil in het
tweede (grote) paneel (van boven) een centimeter of 50 zijn, gemeten vanaf de leech. Als
er veel wind staat mag de loose leech in het derde paneel (van boven) een centimeter
of 70 zijn.
Tip: Als de zeilmaker geen trimmarkering op
het zeil heeft aangebracht en je hebt eindelijk de ideale lichtweer setting gevonden, kun
je natuurlijk altijd een klein stukje gekleurd tape of een sticker aanbrengen op je zeil waar je loose leech begint.
Tunen aan de giek
Bij de giek
kun je een aantal variabelen instellen. Denk hierbij aan giekhoogte,
uithaalspanning en uithaleroog.
Giekhoogte
De
sleutelbeenregel voor de giek is een goed uitgangspunt voor freeride en
slalomboards en dekt 70% van alle omstandigheden. Hoe breder het board, hoe hoger de giek moet worden bevestigd. De ideale hoogte is per surfer verschillend. Door een verhoging van de giek van 2 centimeter is al duidelijk voelbaar dat de
kracht efficiënter wordt overgedragen. De zeildruk zal stijgen. Het aan- en
doorplaneren door windgaten zal zichtbaar verbeteren. Het
zeil wordt wel moeilijker te hanteren bij vlagen of opstekende wind. Als de giek te laag zit
werkt dit slecht bij weinig wind en kost het meer spierkracht en geeft het
minder stuwing naar voren. En de lengte van de trapezetouwtjes? Tja, die moet je aanpassen aan de ideale giekhoogte...
Uithaalspanning
Met de
uithaalspanning kan de bolling van het zeil bepaald worden. Vuistregel voor
lichtweer is dat het zeil tot aan het achterste trapezetouwtje de giek mag
raken. Door de bolling van het zeil wordt het zeilprofiel wat zachter, wat het
aanplaneren makkelijker maakt. Het zeil wordt wel minder stabiel door het verschuiven van het drukpunt bij harde windvlagen.
Uithaaloog
Op
(freerace)zeilen zitten tegenwoordig vaak twee uithalerogen. Gebruik bij weinig
wind het bovenste oog zodat het achterlijk meer gesloten blijft en meer kracht
kan ontwikkelen.
Tip: Zorg dat de giek bij lichtweer minimaal op kin-hoogte
zit, en verplaats deze in stappen van 2 centimeter naar boven op zoek naar de
ideale trim bij lichtweer. Zorg voor 0 cm uithaalspanning en gebruik (indien
mogelijk) het bovenste uithaleroog.
Lichaamshouding
Bij het
aanplaneren zonder actieve of sterke pompbewegingen kun je het beste je voeten
wijd uit elkaar plaatsen. Dit zorgt voor stabiliteit en de mogelijkheid om je
voorste voet dicht bij de mastvoet te plaatsen. Hierdoor wordt het board meer
in het midden belast, waardoor de achterkant minder in het water wordt gedrukt.
Door minder druk op de achterzijde wordt de aanplanneerdrempel lager. Probeer
je voorste voet in de vaarrichting te draaien, dit verbetert de
krachtoverbrenging op je board. Zodra de aanplaneerdrempel overwonnen is dien
je je voorste voet zo snel mogelijk in de voetband te plaatsen
Tip: Probeer actief je mastvoet te belasten
door je gewicht zo ver mogelijk naar voren te brengen.
Aanpompen
Voor effectief
aanpompen is veel techniek nodig en nog meer spierkracht. Het helpt echter effectief
de aanplanneerdrempel te overwinnen.
Bronnen: Duitse Surfmagazine, How-to-windsurf, Windsurfing.nl, Trimguide Sailworks
Duidelijk uitgelegd, top!
BeantwoordenVerwijderenGeweldig deze uitleg. Ik ga dit de volgende keer toepassen. Dank je wel!
BeantwoordenVerwijderen